z'n glimlach

Z'n glimlach is allang

Verworden tot een bang verweer

Geen uiting van plezier of blijdschap meer

Z'n lach verbergt een onoplosbaar zeer

Dat sluipend langzaamaan

Diep in hem is ontstaan

Hij weet niet eens precies meer sinds wanneer

Maar als je goed kijkt kun je in z'n trieste ogen lezen

Hij lacht alleen maar om eraf te wezen



Hun huwelijk is sleets

En toch geeft ie nog steeds om haar

Soms strijkt ie even door haar blonde haar

Vaak irriteert 'r dat, dan laat ie 't maar

Ze zegt soms tegen hem

Met afkeer in haar stem:

Wat ben je toch een slome duikelaar

Dan zwijgt ie maar, want hij heeft

Haar sarcasme leren vrezen

En lacht een beetje om eraf te wezen



Waar is die jongen van destijds?

Waar is dat meisje toch gebleven?

Die zo vastbesloten waren

Iets te maken van hun leven

Ik hoor ze nog hun ja-woord geven

Luid en klaar

Een stralend paar

En nu, wat doen ze toch in godsnaam met elkaar?



Ze hoeft 'm niet meer zo

Ze slapen lits-jumeaux, allang

En gaat ie eens een keer door het behang

Dan neemt ie maar weer zelf de nooduitgang

Soms denkt ie wel een vaag:

Ik kap ermee vandaag

Ik lazer op, ik red me wel zolang

Maar dan ziet hij haar blik, of ze gedachten zit te lezen

Dus lacht ie maar weer om eraf te wezen



Waar is die jongen van destijds?

Waar is dat meisje toch gebleven?

Die zo vastbesloten waren

Iets te maken van hun leven

Ik zie ze nog hun ja-woord geven

Luid en klaar

Een stralend paar

En nu, wat doen ze toch in godsnaam met elkaar?


Taal: Nederlands